Op de markt

Als het zo uitkomt probeer ik op de markt bij dezelfde vrouw mijn groenten en fruit af te rekenen. Kleine praatjes tussen ons rijgen zich aaneen. Dan vertelt ze me dat ze er komende weken niet zal zijn. De kanker in de baarmoeder is teruggekomen, ze moet worden geopereerd, ‘weggehaald’. De chirurg had gevraagd of ze nog een kinderwens heeft. ‘Nee,’ had ze geantwoord, ‘ik heb twee boeven van kinderen, daar ben ik gek op. Dus wat mij betreft mag alles weg.’ 
Daar gaat hij niet aan beginnen, daarvoor is ze te jong vindt hij. We zuchten tegelijkertijd en kijken elkaar aan. 
‘Sterkte ermee’. 
Bij de bloemenkraam koop ik een kleurige bos, ze is even weg als ik die wil aanreiken. Een collega neemt de bos aan.
Weken later is ze er weer. Als ze me ziet laat ze alles uit haar handen vallen en stormt naar me toe. 
‘Waren die bloemen van jou?’
‘Ja.’ 
Ze pakt me stevig vast. Twee vrouwen, de een eind dertig, de ander tegen de tachtig in een stille omarming. 
Elke keer wisselen we uit hoe het met ons gaat. Na maanden vraag ik haar hoe ze eigenlijk heet. Sinds die tijd zeggen we: ‘Hallo Priscilla’. ‘Hallo An.’ Bij het weggaan altijd haar zinnetje: ‘Rustig aan hè.’