De politie is je beste kameraad

In Hilversum is een nieuwe rotonde geopend in de buurt van het station, fietsers hebben het hier voor het zeggen, hun pad is mooi rood gekleurd. Het kleine spoor is afgesloten voor autoverkeer, er staan paaltjes om te voorkomen dat auto’s er toch doorheen rijden. Fietsers en wandelaars kunnen er veilig overheen. 

Op een avond wandel ik daar en neem de vernieuwing nog eens in ogenschouw… Dát is leuk, er staat een politieauto voor de paaltjes. Die kan er dus niet doorheen, maar ook niet achteruit want dan staat het busje op het spoor. Ik wacht rustig af, zij ook. Kennelijk duurt het wachten hen te lang en ze rijden op hun manier door. Mijn mond valt open. Hoe kan dit? Als ze aan de andere kant van de rotonde staan draait de chauffeur zijn raampje open en zegt lachend tegen mij: ‘Niet aan anderen vertellen hoor! En vooral niet met je eigen auto doen…’

‘Nee, natuurlijk niet. Zou inkjet in mijn hoofd halen.’ Ik loop naar ze toe, ze leggen me uit hoe het werkt. Te simpel voor woorden. Brandweer en ambulance rijden er ook op die manier doorheen. 

Weer wat geleerd, denk ik. We wensen elkaar een prettige avond. Zij rijden door, zwaaien nog een keer. Ik wandel verder.

Tien minuten later — het schemert inmiddels — loop ik door het centrum, hetzelfde politiebusje staat in de straat waar de terrassen zijn, het is er niet druk. De chauffeur van het busje is in gesprek met een een kleuter. Hij, een grote witte man, neemt met een hoge five afscheid van het joch, een zwarte kleuter met kleine krulletjes — de agent zit daarbij zo ongeveer op zijn knieën. Het kind wordt er erg vrolijk van. De agent ook. Hij stapt in, rijdt stapvoets verder en dan zien ze mij. Het raam gaat weer open nu aan de passagierskant, de man die daar zit zegt lachend: ‘U heeft het toch nog niet aan iemand verteld hè’

‘Nee zeg, daar heb ik nog geen tijd voor gehad. Waarom zou ik?… Wat gaat u vanavond doen? vraagt hij belangstellend. Het is een neutrale politievraag. Ze zijn echt geïnteresseerd. Niet de toon van wat doet een oud mens op straat terwijl het al bijna donker is?  Dat past niet bij deze mannen van tegen de veertig. Ik besluit gewoon te vertellen hoe het zit. 

‘Ik doe mijn avondwandeling, als ik thuis ben werk verder aan mijn boek dat ik zondag moet inleveren.’

‘Boek?’

‘Ja, ik schrijf een boek.’

‘Waar gaat het over en kunnen we het ergens kopen?’ Ik vertel kort waar het over gaat.

Oh, dát is interessant…’

‘ Nee het komt niet in de boekhandel, uitgevers zijn niet in mij geïnteresseerd.’

‘Nou ja. Dat begrijp ik niet.’

De chauffeur bemoeit zich er nu ook mee. ‘Mijn vrouw las op de camping vier boeken.’ Ik hoor uitroeptekens als hij vier zegt. ‘Zó ongezellig.’ Hij zucht nadrukkelijk.

‘Lees je eigen boeken dan!’, ik kan het niet laten dit te zeggen.

‘Vergeten te kopen.’

‘Neem een e-reader, dan kun je overal ter wereld boeken bestellen.’

‘Had ik natuurlijk moeten doen… Maar hoe komen we aan jouw boek? Dat wil ik wel lezen.’ 

‘Weet je wat. Ik kom in het najaar een exemplaar van Sara op het politiebureau brengen. Moeten jullie wel je namen geven.’

‘Geen probleem’.

Ik pak mijn telefoon en schrijf de twee namen op. 

‘Mijn vrouw gaat het zeker lezen.’

‘Succes hè. Het gaat je zeker lukken om je boek zondag te kunnen leveren.’

‘Bedankt.’

Het raampje wordt dichtgedraaid, ik zwaai.