foto: Johanna Kessler

Nieuw werk

Het zit in de genen.

Met het begrip inter-generationeel kom ik in aanraking door gesprekken met Lida van den Broek. Zij is de oprichtster van Kantharos, (kantharos.com)een van de eerste bureaus in Nederland die zich bezighoudt met interculturele vraagstukken. Drie boeken schreef ze in dit verband 1.

Lida ken ik al lang, we volgen elkaar op afstand, letterlijk; zij woont in Noord Drenthe, ik in Hilversum. Desondanks zijn we nauw verbonden. Daardoor ben ik op de hoogte hoe haar werk zich ontwikkelt. Het begrip transformatieve dialoog komt ook in onze gesprekken terug.Dat maakt nieuwsgierig. 

Op haar uitnodiging neem ik deel aan een onderzoeksgroep die door te oefenen wil leren over  de begrippen die ik hierboven noemde. De methodiek die Lida opdoet in de workshops die zij online volgt bij Resmaa Menakem (VS) en Thomas Hübl (Europa) is richtinggevend. Daarbij is het kernthema: racisme.  

  • Ik neem deel aan een witte groep van 8 mensen en aan een intervisiegroep van vier mensen (de witte groep in tweeën gesplitst). Die laatste groep ziet elkaar via zoom zo’n 8 keer per jaar. De groep van acht witte mensen komt ongeveer vier keer per jaar bij elkaar. Daar delen we onze ervaringen opgedaan in de intervisiegroepen.
  • Paralel hieraan loopt een zwarte groep, ook bestaand uit een groep van 8 en twee intervisiegroepen. Die groep wordt geleid door een zwarte vrouw.
  • Een paar keer per jaar komen we met z’n zestienen bijeen. In de laatste bijeenkomst van deze groep (oktober 2025) spreken we af dat we intussen wel zo ervaren zijn dat we als zwart/wit-groep verder kunnen gaan.

Tot zover de structuur.

Waar gaat het over? Wat leer ik? Wat wil ik leren over racisme?

Wat heb ik nodig om onvoorwaardelijk bondgenoot te kunnen zijn van zwarte mensen, niet alleen van de acht zwarte mensen in de parallelgroep maar altijd en overal. Daarvoor is het nodig in mijn eigen geschiedenis te duiken, inzicht te krijgen in welke pijnlijkheden daar verborgen liggen die in mijn genen en in mijn lichaam zijn opgeslagen. Ofwel: hoe krijg ik toegang tot voor-ouderlijke informatie over racisme, seksisme en klassisme? Onderliggende gedachte hierbij is dat het lastig misschien wel onmogelijk is om bondgenoot van anderen te zijn als jezelf bent belast met materiaal dat onbekend voor je is maar waar je je wel (onbewust) naar gedraagt. Anders gezegd: An, ruim je eigen rotzooi op. Daar heb ik in mijn leven veel aan gewerkt, veel bij stilgestaan. Dat denk ik dan. Dat is ook zo, maar er vallen steeds nieuwe luikjes open. 

Elke sessie begint met een geleide meditatie die richting geeft aan de inhoud van die sessie. Lida geeft ‘college’ over haar ontdekkingen, we delen ervaringen en we oefenen. Daarbij gaat het over: hoe gaan we om met racisme in onze directe omgeving, waarom doen we dat op die manier, kan het ook anders en in hoeverre is ons gedrag ingegeven door onze voorouders. Racisme is immers al eeuwen oud, ook als je geen zwart mens hebt gezien kun je beïnvloed zijn. Nieuw in deze methode is niet alleen de sturing in de geleide meditatie maar ook het werken met ‘pauzes’ en de wijze waarop we ‘systematisch reflecteren’

De betekenis van deze manier van mediteren.

In een van de meditaties gaat het over het opsporen van familieleden uit vorige generaties die voor mij van belang kunnen zijn of zijn geweest… Ze komen zomaar bij me langs, als in een film. Als de vraag van de begeleider komt ‘wie van deze mensen uit die generatie kunnen je steunen bij de uitdagingen die jij nú hebt’ komt er een oom langs…

Hoe werkt pauze? Liever ervaren dan vertellen.

We verdelen de tijd, als ik aan de beurt ben ga ik door op wat er in deze meditatie met mij gebeurde… Ik ben een rebbel, als ik eenmaal denk iets op het spoor te zijn, word ik zo enthousiast dat ik doorpraat, niet te stoppen ben, omdat ik voel dat ik iets ga ontdekken. Ik vertel over die oom, de parallellen in zijn en mijn leven, welke stappen hij moest zetten om leraar te kunnen worden. Niet dat ik al pratend mijn emoties oversla, integendeel, ik voel ze overal. Iemand zegt als ik op deze manier hardop aan het denken ben ‘pauze’. Vroeger zou ik dat als een berisping, als een afwijzing hebben ervaren. Nu niet. De vragensteller ziet van alles gebeuren waar ik geen weet van heb. ‘Wat voel je?’ Er komt een vraag achteraan: ‘Waar voel je het in je lichaam?’ Waar voel ik het in mijn líchaam?… Jeetje… Rap scan ik mijn lijf, wat gebeurt er? Zonder enige aanleiding (denk ik) begin te huilen, niet zomaar, maar echt. Dat is relatief nieuw. Waar ging het over? In plaats van verder over hem te vertellen kom ik in de ‘pauze’ dichter bij de betekenis van onze familieraadselen, ik draag pijn met me mee die in vorige generaties al geleden is. Ik zie het aan die oom, die daarom een bondgenoot voor mij kan zijn? Bondgenoot? Dat is misschien niet goed gezegd, want hij is vroeg overleden. Hij is een referentiepunt, voor ons beider strijd om onze ambities waar te maken, andere ambities dan in onze familie ‘normaal’ zijn. In volgende meditaties kom ik bij andere familieleden uit vroegere generaties. Met dat ik dit schrijf (oktober 2025) denk ik aan de opoe van mijn moeder… en ik realiseer me dat het enige familielid dat ik nog weleens regenkom de zoon van die oom is…

Systematisch reflecteren.

Er gebeurt nog meer in deze sessies. Omdat we de tijd verdelen, nemen we — nadat iemand zijn tijd verorberd heeft — tijd om terug te blikken. Systematisch, niet in het wilde weg. We halen het weg bij de individuele ervaring van degene die aan de beurt was en onderzoeken wat er gemeenschappelijk is aan die inbreng. Gek genoeg blijkt dat we allemaal meevoelen, mee ervaren met de ander. Toen ik in mijn werktijd zei dat ik het in mijn hartstreek voelde, merkten de andere drie op dat zij ook bij zichzelf daar beklemmingen voelden. Leerzaam: als de ander werkt aan iets moeilijks, deinen de anderen mee en werken ook ook aan eigen problematiek. Lichaam, geest en emoties op één lijn krijgen.

Dit alles in twee uur vanachter mijn werktafel thuis of in Frankrijk, want we zoomen. Fantastisch. 

Wat leer ik hierdoor over racisme? 

Hoe maakt deze manier van werken mij tot een betere bondgenoot van zwarte mensen? De drie andere mensen in mijn witte intervisie-groepje hebben alledrie een relatie met een gekleurde partner en leren in deze sessies hoe ze helder kunnen blijven functioneren, voor de partner, de eventuele kinderen en (vooral) voor zichzelf. Voor mij geldt dit niet. Ik leer iets anders, ik weet door deze sessies zeker dat ik in mijn vertellingen nooit een gekleurd personage kan opvoeren. Dat is jammer voor de vertelling en maakt de verhalen exclusief in de betekenis van niet-inclusief. Dat spijt me, maar ik weet absoluut zeker dat ik niet in staat ben me in te leven in een gekleurd personage. Dat geldt ook voor Joodse mensen. Ik liep helemaal vast toen ik in Bloed spreekt het personage Eva joods wilde laten zijn. Ik kon het gewoon niet, raadpleegde een bevriende collega / rabbijn en schaamde me later over de beperktheid van mijn vragen… Me inleven in mensen van een andere sociale klasse lukt soms, misschien te oppervlakkig. Die beoordeling is aan hen. 

In de therapie die ik in de tachtiger jaren vervolgde bewoog ik áf me van mijn geschiedenis, achtergrond en regio. Ik zocht en vond mijn eigen mogelijkheden, deed wat die oom ook deed, namelijk erg mijn best mijn talenten te zien en te ontwikkelen. Dat heeft me veel, heel veel gebracht. Elke volgende stap in mijn carrière was een feestje. Het Peter Principle heb ik gelukkig niet doorgemaakt. (Elke werknemer stijgt tot diens incompetentie zich openbaart.) Er was altijd een volgende stap. Meer dan vijftig jaar heb ik met groot plezier geschouwd, gebouwd en gesjouwd in veel rollen en in veel contexten. De bescherming van de rol, de opdracht en de opdrachtgever hielpen me te doen wat ik wilde doen. Zo viel ik niet door de gevreesde mand.  

In de sessies die ik hierboven beschrijf beweeg ik me terug. Waar kom ik vandaan? 

Er blijft iets knagen nu ik afscheid heb genomen van dat werk. Het woord verraad komt het dichtst in de buurt. Ik heb alles losgelaten om mijn talenten te ontwikkelen. Heb ik mijn afkomst verraden? Mijn romans gaan over die weg terug, ik creëer personages die iets vergelijkbaars meemaken als ik heb meegemaakt. De vertellingen en personages zijn meestal verzonnen. Het thema dat er doorheen loopt is van mij, dat is wat ik wil vertellen. 

Zo kijk ik vanuit een nieuw rijker en wijzer perspectief. Familie gaat verder dan de eerste of tweede generatie. 

De sessies in ons racisme-groepje inspireren me, de laatste (oktober 2025) leerde me waarom ik eigenlijk schrijf. Het is voor mij een onbegrensde mogelijkheid om gehoord (gelezen) te worden, ik heb de tijd om mijn zinnen af te maken, mijn hele verhaal te vertellen, ik word niet onderbroken door mensen (meestal mannen) die het verhaal overnemen, ik hoef niet alert te zijn op hoe anderen kijken als ik praat — is er afkeuring, is er goedkeuring — waardoor ik misschien te vroeg en onnodig mijn mond houd. 

In deze levensfase merk ik dat op een andere manier. Mijn behoefte aan contact is anders, want het gewone contact op het werk is er niet meer, de vanzelfsprekend feedback op mijn doen en laten ook niet. Nu ik na het overlijden van Hanneke alleen woon beleef ik dat gemis sterker. Dat meen ik bij leeftijdgenoten ook te zien. Je wilt vertellen én luisteren. Soms is dat evenwicht er vanzelfsprekend in gesprekken tussen vriendinnen. In grotere groepen is dat lastiger; niet iedereen is in staat die twee te doseren. Daarom zijn de racisme-sessies zo weldadig, want de tijd is verdeeld. Dat zou in het gewone gesprek tussen mensen natuurlijk ook kunnen, niet met een keukenwekker of telefoon maar met de ingebouwde: hoeveel tijd heb ik genomen, hoeveel tijd heb ik gegeven?  

Waar kan ik het geleerde in deze groepjes nog meer gebruiken, toepassen, waar kunnen deze sessies me effectiever maken? Bij het werk dat ik doe als Luisterend schrijver bij de Stichting Gelijkwaardige Herstel. Inderdaad, de club van Laurentien Brinkhorst. Voordat ik echt ja zei heb ik me verdiept in het concept van Gelijkwaardig Herstel. Dat is indrukwekkend door zijn eenvoud, rijkheid en consistentie. Alles is gericht op het het onbevooroordeeld en niet vooringenomen luisteren naar het slachtoffer van de toeslagen-affaire. Daarom is gekozen voor de term Luisterend schrijver

Een korte cursus on line maakte me vertrouwd met de uitgangspunten en de do’s en don’ts. Omdat ik in mijn werkend leven vergelijkbare cursussen gaf was ik bij de start wat giechelig; heb ik dit nodig? Dat ging snel over, de benadering is zo consequent gericht op luisteren, daar had ik wat te leren. Wat me trof was de preciesheid in de keuze van de woorden, er ligt een lijst van elf pagina’s met begrippen voor de schrijver, begrippen die je beter niet kunt gebruiken omdat ze zonder dat we het weten de verteller pijn doen, waardoor ze worden afgeleid of erger: afhaken. Ik noem er een paar woorden en zinnetjes: ‘dossier’, ‘ik begrijp je’, ‘kun je dat bewijzen?’, ‘hulp’, etc. Door deze woordenlijst wordt in één klap duidelijk hoe ver ik afsta van de ervaringen van de verteller. 

Aan het einde van de cursus krijg ik een certificaat en word bevoegd ‘Luisterend schrijver-(gelijk)waardig herstel’.

De steunstructuur is ook al zo doordacht: elke week is er een moment waarop je als schrijver en verteller kunt inbellen om te overleggen over actuele inhoudelijke vragen. Daarnaast heeft iedere verteller/schrijver- combinatie een coördinator. 

Er is een portaal alleen toegankelijk voor verteller en schrijver om het Feitenrelaas 

vast te leggen.

Het gebouw waar de gesprekken kunnen plaatsvinden is ingericht conform het doel van deze gesprekken: huiselijk, elke kamer heeft een naam, van een kleurtje, van een dier of van een landstreek. De verteller kiest. Er is koffie, thee, soms iets te eten. Het welkom is elke keer hartelijk en warm, zonder opsmuk, oprecht. Hierop zijn de gastvrouwen dus getraind! Ik was er van onder de indruk, het doet wat bij binnenkomst, het zet me als schrijver in de goede stand. Er is een omgeving gecreëerd die radicaal het tegenovergestelde uitstraalt van wat vertellers hebben doorgemaakt in hun contacten met belastingdienst, politie, deurwaarder en/of bewindvoerder.

Dit concept is tot in de detail uitgewerkt. Er is een consistent samenhangende wereld gecreëerd waarin de verteller in alle rust het verhaal kan vertellen, de luisteraar kan schrijven om samen tot het Feitenrelaas te komen. Het begrip feit wordt breed bedoeld: emoties zijn ook feiten. Er is geen tijdsdruk. Er is maar één opdracht: schrijf het verhaal van de verteller op, zodanig dat de betrokkene aan het einde akkoord is met de gehele tekst. Dat leidt tot meerdere versies, verbeteringen, schrappen, toevegen, toch weer schrappen of niet totdat alles klopt voor de verteller. Deze drukt bij akkoord in het portaal op de knop en het Feitenrelaas gaat compleet met uploads en ondersteundende stukken naar de stichting. Dat verhaal gaat vervolgens naar de juridische groep die het beoordelen volgens criteria. Daaruit komt een bedrag dat aan de betrokkene wordt uitgekeerd. Het gaat om emotioneel en financieel herstel.

Mijn werk zit erop als de verteller op de knop druk voor akkoord van het Feitenrelaas. Als het zover is ontvang ik van de coördinator een bevestiging en een uitvoerige bedankbrief met de vraag of ik door wil gaan met dit werk. Tot zover het concept, de procedure en de ondersteuningsstructuur.

In de rol van Luisterend schrijver voer je gesprekken (soms wel tien) met de verteller aan de hand van richtinggevende vragen, die alle zinvol zijn, soms dubbelop, maar altijd ondersteunend om het verhaal zorgvuldig op te kunnen schrijven. In de afgelopen twee jaar heb ik met vier vertellers contact gehad. Met twee heb ik het het gehele proces doorlopen. Schaamte is wel het eerste woord dat in me opkomt als ik hierop terugkijk. Schaamte om hoe we het hebben geregeld in Nederland, met name de lompheid van de instanties ten aanzien van mensen die gebruik maken van de toeslagen. Een kleine schuld is in een noodgang onoverzichtelijk groot, je roetsjt op een glijbaan naar beneden. Onvoorstelbaar hoeveel geld dit heeft gekost. Het is ongekend hoe sterke mensen met een respectabele baan in een paar jaar totaal onthand raken en alle zelfvertrouwen verloren. Het is eindelijk tijd om te herstellen, te helen, tot een vorm van genoegdoening komen. Dat kost geld. Schaamte dat ik als redelijke krantenlezer ben geen idee had hoe erg het was voor deze duizenden mensen, meestal vrouwen.

Vaak werd ik, omdát het zo erg was wat ik hoorde, bevangen door grote woede: dit kan niet waar zijn, onmiddellijk erna dit mág niet waar zijn, gaan we in Nederland zo met burgers om? De woede richtte zich speciaal op oud-minister Henk Kamp van de VVD; hij is drager van het gedachte-‘goed’ dat er altijd fraudeurs zijn en daarom eist meneer systemen die 100% fraude voorkomt. Dat elke vorm van fraude zonder pardon bestraft is tot daar aan toe. Dat hoort zo.

We hebben het in deze gesprekken over iets anders: mensen worden zonder hoor en wederhoor bestempeld tot fraudeur omdat ze zich niet houden aan de regels die ze niet kennen. Een kleine (niet gemelde) salarisverhoging leidt tot een andere inschatting van de hoogte van de toeslag kinderopvang, waardoor je te veel toeslag ontvangt. Dat wordt niet tijdig gemeld door de Belastingdienst aan de betrokkene. Dat bedrag is dan al flink opgelopen. De Belastingdienst constateert dit, stuurt brieven met het terug te vorderen bedrag, een bedrag waarvan je je rot schrikt. Nú betalen, lukt dat niet… jammer dan. Daarvoor hebben we politie en deurwaarders (tegen hoge kosten) die aan de deur staan. Mensen met een respectabele baan die tot dan toe geen financiële zorgen hadden krijgen plotsklaps loonbeslag, kunnen daardoor de huur niet meer betalen, kinderen worden uithuis geplaatst omdat de ouder het kind niet meer kan verzorgen door geldgebrek, ze krijgen een bewindvoerder toegewezen om orde op zaken te stellen (lees: hun schuld af te lossen) en moeten leven van wat deze dame of heer hen toeschuift, bedragen waarvan ik denk daar kan geen mens van leven. En… ze worden gezien als crimineel of als fraudeur. Depressies slaan toe. 

Schaamte, alleen maar schaamte als je dit hoort. Instanties nemen de telefoon niet op, als ze contact hebben wordt er vooringenomen geluisterd. ‘Ambtenaren zijn verblind door het idee dat ik niet deug.’  De brieven van de belastingdienst heb ik niet meer opengemaakt, ik mikte ze in een la.’ 

Bij de weg omhoog is de windvoerders soms ook de redder, want ze helpen de betrokkene hun schulden in beeld te krijgen en beetje bij beetje af te lossen. Grote bedragen worden eurootje voor eurootje afgelost. 

Het spijt me dat ik geen respect kan opbrengen voor politici die deze aanpak ondersteunen. Hulde aan Pieter Omtzigt (toen CDA), Renske Leijten (SP) en Farid Azarkan (Denk) die door roeien en ruiten zijn gegaan om de onderste steen boven te krijgen. De drie kamerleden zijn eindeloos tegengewerkt met name door de VVD, maar het is ze gelukt… eindelijk is er dan een begin van genoegdoening en een plan. Dan nog is er tegenwerking: het gaat eindeloos over de persoon Laurentien, nooit over het prachtige plan dat er ligt. Nee, barbertje moet hangen, een prinses, nee dat kan niet. Alsof deze vrouw gestraft moet worden omdat ze de vrouw van een prins is en daarom met haar talenten achter de geraniums mag zitten totdat ze bejaard is. Zo seksistisch. (Ik heb niets met het koninklijk huis, wel iets met talentvolle vrouwen.)

Genoegdoening is een van de mooiste woorden in onze taal, ook al kun je je afvragen of je in deze affaire ooit genoeg kunt doen. Ik denk het niet. Geld is een troost, maar dat heelt niet de levens van de mensen die het betreft. Veel mensen zijn zo kapot gemaakt dat herstel veel tijd zal kosten. 

Terug naar de groep racisme waarmee ik begon. Ik ben ervan overtuigd dat ik in dat kamertje in Almere beter functioneer, beter luister naar vertellers of ze nu wit of zwart zijn. Vaak zijn ze zwart!

  1. ↩︎
 ‘Hoe zit het met wit (1987) Feministische uitgeverij Sara; 
Gein Ongein Pesten, over macht en territoriumspelletjes, intimidatie en discriminatie op het werk (2003), Uitgeverij Nelissen, Soest.
Wit is nu aan zet, Racisme in Nederland (2020), Amsterdam University Press B.V, Amsterdam.
In 2009 promoveerde ze aan de Universiteit van Tilburg op De ironie van de gelijkheid, Over etnische diversiteit op de werkvloer.