Een aangrijpende zaterdagmorgen

Het is rond negen uur, de zon schijnt zuinigjes, het is niet warm, een jas is niet nodig. Buren staan verderop te praten met een voor mij onbekende man. De uitstraling van het groepje is zorgelijk, somber. Daarom sluit ik niet bij ze aan, roep ‘goedemorgen’ als ik ze passeer en loop door naar de markt. Halverwege komt dezelfde onbekende man een andere straat uit. We passeren elkaar op het hetzelfde moment, elkaar negeren zou onbeleefd zijn en waarom zou ik?

‘Jouw route is korter, dan de mijne. Dat wist ik nog niet,’ zeg ik tegen hem.
‘Zeker, ik heb zelfs nog foto’s van het stadhuis gemaakt. Dudok staat er mooi bij vandaag. Zeker in dit licht.’

We lopen zwijgend naast elkaar in de richting van de markt.  

‘Mijn partner is deze week overleden.’
Ik sta van schrik stil, kijk hem voor het eerst aan, vriendelijke, verdrietige ogen: ‘Jouw partner is deze week overleden en jij loopt hier zomaar op straat? Dat je dat kunt.’ Het overlijden van Hanneke op een zaterdagmorgen flitst langs. Na vier dagen de straat op? Het zou mij niet gelukt zijn. 

‘Je moet wát. We gingen elke zaterdag samen naar de markt.’ 
Ja natuurlijk, je probeert in het oude ritme te blijven, hoe moeilijk het ook is:
‘Wat is er met haar gebeurd?’ ‘Het was mijn man.’ 
‘Wat dom van mij. Sorry, sorry.’ Op zulke momenten denk ik dus helemaal niet inclusief maar stereotype. 
‘Hij was al lang ziek. Alles was voorbereid. De datum hoefde alleen nog op de kaart. Toch is het snel gegaan. Hij teerde helemaal weg. De laatste dagen waren verschrikkelijk. Dan ben je ook blij….’

‘Ja…’ Hoe anders kan het lopen voor de een en voor de ander. Ik was helemaal niet opgelucht. Integendeel. Ik was geschokt, want zo onverwachts. Dat mijn lief aan de borstkanker zou sterven wisten we, maar dat het toen al haar tijd was? Voor iemand die alle stappen in het kankerproces doordacht nam was de laatste stap op dat moment onvoorzien. Zou ze weten dat ze gestorven is? Het ging zo snel. Een onverdraaglijke gedachte. 

De man die nog maar een minuut naast me loopt voelt als nabij, alsof ik hem al jaren ken. Wanneer is het passend tegen hem te zeggen dat ik eenzelfde ervaring heb? Weliswaar meer tien jaar geleden, maar zo indringend dat het lijkt alsof het gisteren gebeurd. Nog maar even wachten… Ondertussen lopen we rustig door. In de paar honderd meter, meer is het echt niet, vertelt hij me alles over zijn man, hoe lang ze elkaar kennen, hun conflicten, de financiële situatie, de erfstukken waar hij wat mee moet, zijn zorgen, de uitvaart en de enveloppen die in zijn binnenzak zitten klaar om zelf te bezorgen bij mensen in de buurt. De eerste bracht hij bij mijn buren. Nu staat hij even stil, pakt een enveloppe, neem de kaart eruit en jij met de foto van zijn man op de voorzijde. Ik kan even niks zeggen. Alleen:

‘Man…,’ 
Als we op de splitsing staan waar hij naar links wil en ik naar rechts moet staan we even stil, kijken elkaar aan:
‘Ik weet helemaal niet hoe je heet,’ mompel ik.
‘Ik ken jouw naam ook niet.’‘Ik heb de neiging om je te omhelzen.’
Daar staan we met zijn tweeën, de armen om elkaar heen.